2019/3/15 - Zonder passie geen circulaire bouw
Als een van de grootste uitstoters van broeikasgassen heeft de betonindustrie een groot belang om de CO2-uitstoot omlaag te brengen. Dat vraagt om meer dan alleen een paar proefprojecten. Daarvoor is lange adem nodig en continuïteit in het veranderingsproces. De sleutel daarbij is meer samenwerking, zegt Sjoerd Kloetstra, directeur van Cementbouw Recycling.
Sjoerd Kloetstra: “Moeten we nog wel beton maken van zand, grind, cement en water, terwijl we ook kunnen inzetten op bijvoorbeeld geopolymeren?”
lees verder
Wat is de drijfveer van Cementbouw en van u om circulair bouwen hoger in het vaandel te krijgen?
“Cementbouwis onderdeel van het CRH-concern, wereldwijd een van de grootste toeleveranciers van bouwstoffen voor de bouwsector. In Nederland is Cementbouw verantwoordelijk voor de levering vangrondstoffen voor bijvoorbeeld prefab betonbouw en betonmortel. Door het produceren van cement, winning van zand en grind en het vervoeren hiervan is deze sector verantwoordelijk voor circa 5 procent van de totale Nederlandse CO2-uitstoot. Daarvan zijn we ons terdege bewust. Duurzamer omgaan met grondstoffen is nu al noodzakelijk, maar in de toekomst nog veel meer.Daaromwillen we voor onze producten veel minder inzetten op primaire grondstoffen en veel meer op secundaire grondstoffen. Dat is de reden dat we het netwerk ‘Beton blijft beton’ hebben opgezet.”
Dat netwerk heeft u in 2014 opgezet, hoe loopt dat op dit moment?
“We hebben in 2011 duidelijk ingezet op ‘urbanmining’: dus bruikbare grondstoffen die voorheen laagwaardig werden toegepast, zijn we gescheiden gaan inzamelen om na bewerking een hoogwaardig product te kunnen leveren. Daarvoor hebben we in 2014 een netwerk opgezet van partners die we goed kunnen vertrouwen, want de stroom van secundaire grondstoffen moet wel betrouwbaar zijn. Ook dat is een vorm van duurzaamheid. Dat betekent dus niet: vandaag wel, morgen even niet. Maar juist een zekere stroom van secundaire grondstoffen creëren.Dat hebben we bewust ook heel lokaal gehouden verspreid over heel Nederland, zodat de vervoerskilometers laag blijven.
Het was goed zoeken naar de juiste partners, want de recyclingsector was er vooral op gericht om per project te werken. Nu vragen we van hen dat deze secundaire grondstoffen op voorraad leverbaar moeten zijn. Dat is de grootste uitdaging in dit netwerk.
Om de vraag te beantwoorden over hoe het nu loopt: in 2014 hergebruikten we al 5 procent van het grove materiaal in de betonmortel. Dat is vergelijkbaar met wat in het Betonakkoord vorig jaar is afgesproken. Anno 2019 hebben we dat verdubbeld tot 10 procent. Voor wat betreft de prefab productie: dat is behoorlijk verschillend per locatie. We streven naar 30 procent hergebruikte materialen in de prefabbetonproducten. Sommige klanten zijn daar al, andere nog niet. Hoe dan ook: sinds 2011 gaat al het betonpuin wat bij ons komt weer terug in het betonproductieproces, en wordt dus niet als funderingsmateriaal gebruikt voor de wegenbouw.”
Dat ziet er goed uit, maar hoe worden deze resultaten gevalideerd?
“Zowel wij als onze klanten hebben een bewijslast. Wij houden bijvoorbeeld precies bij hoeveel tonnen betonpuin bij een renovatie in een gemeente is opgehaald en is teruggebracht in het productieproces. Dat is via deze boekhouding helemaal na te gaan.”
U bent ook bestuurslid van BRBS en hierdoor betrokken bij de Europese branche-organisatie van recycling van bouwmaterialen, de FIR. Hoe staat Nederland erqua hergebruik van grondstoffen in Europa voor?
“BRBS is breder dan alleen puin- en breekmateriaalhergebruik, maar wat ik merk op dit specifieke gebied is dat de nationale overheden heel sturend zijn. Willen zij veel, dan gebeurt er in dat land veel. In Nederland willen we juist het storten van dit materiaal voorkomen, terwijl andere landen het storten van schoon materiaal toelaten in het opnieuw vullen van voormalige steengroeves. En onze lering is dat als je op dit gebied meer circulair wilt zijn, overheden dit moeten sturen.”
Dat maakt de Europese Unie wel heel belangrijk. Hoe tackelt u dat?
“Door er in Brussel boven op te zitten, bijvoorbeeld om meer waarde aan hergebruikt materiaal toe te kennen, via de welbekende MKI-waardetoekenning. Dat is Europees gezien nog niet geregeld, omdat men meer stuurt op CO2-reductie en energie, en minder op hergebruik. Om voor elkaar te krijgen dat hergebruikt materiaal waarde krijgt, proberen we via de BRBS en de FIR in commissies vooral de toekenning via MKI-waarden hoger op de agenda te krijgen. Dat kost wel veel tijd, denk aan zeker 2 tot 3 jaar. Maar het heeft er afgelopen zomer wel voor gezorgd dat de Europese Commissie heeft aangegeven in te zetten op 90 procent recycling van alle materialen in de komende jaren.”
Hoe dan ook: dit alles vraagt om innovatie. Op welke innovatieve ontwikkeling zou u uw geld zetten?
“Dat kan op verschillende vlakken, maar qua kostprijs verwacht ik wel dat beton in de bouwsector verreweg het goedkoopste bouwmateriaal blijft. Momenteel is dit 10 tot 20 keer goedkoper dan bijvoorbeeld hout en staal. Als ik kijk naar de samenstelling van beton is het gebruik van geopolymeren wel erg interessant. Want moeten we nog wel beton maken van zand, grind, cement en water, terwijl we ook kunnen inzetten op bijvoorbeeld geopolymeren? Het zorgt ervoor dat bouwprojecten 60 procent minder CO2-uitstoot kennen, en het wint aan populariteit. Dat hebben we gemerkt in Flevoland, waar we meededen aan een pilot in Zeewolde van een geopolymeren-fietspad. Dat was maar 450 meter, maar het heeft de provincie de ogen doen openen.
Vanaf nu is het voornemen alle fietspaden in de provincie in geopolymeerbeton uit te voeren. Maar Flevoland is niet de enige provincie, en dus stijgt de vraag wel. En in dat kader moeten we oppassen dat geopolymeerbeton niet aan zijn succes ten onder gaat. Want lokale productie is heel belangrijk bij de CO2-footprint van geopolymeerbeton, en op dit moment zijn in Nederland nog niet overal productielocaties gerealiseerd voor geopolymeren. Dat kan betekenen dat niet overal in Nederland geprofiteerd kan worden van deze duurzame oplossing.”
“Maar misschien is de grootste uitdaging niet een technische, maar een sociale innovatie: we moeten veel beter leren samenwerken. Daar ligt de sleutel om circulaire bouw te realiseren. Het vraagt al met al toewijding en passie van iedereen in de sector, want één ding weet ik zeker: zonder passie komt circulaire bouw niet van de grond.”